Tussen de dieren

Frits Hendriks

Ooit was ik een monnik die zijn leven leidde in een trappistenabdij.


Ooit was ik een monnik die zijn leven leidde in een trappistenabdij. Ik verzorgde er dagelijks de vijftien melkkoeien. Ook zong ik vijfmaal per dag mee in het koorgebed, las de Bijbel en was vooral heel veel alleen op mijn kamer, in stilte. Om de al te grote eenzaamheid te verdrijven ging ik ’s avonds graag nog naar de stal. Ik veegde het voer aan, keek hoe met de koeien was, maar hoefde vooral even niet alleen te zijn. Dan had ik niet mijn grote groene werk-overall aan, maar mijn witte habijt met het zwarte schort. Voorzichtig hield ik afstand tot de dieren om mijn habijt een beetje toonbaar te houden. Zeker met Kerstmis wilde ik er op mijn paasbest uitzien. Daarom ging ik op 24 december na mijn dagelijkse werk naar broeder-kapper, poetste mijn schoenen, douchte me uitgebreid, knipte mijn nagels en trok een frisgewassen habijt aan. Helemaal klaar om de geboorte van onze Heer te vieren. Om de tijd tot de nachtmis te doden, liep ik toch nog even naar de stal. Ik zag iets vreemds bij een van mijn koeien, maar het lukte me niet om het goed te zien. Dus klom ik -zo voorzichtig mogelijk, echt waar- door het hekwerk heen om het tussen de koeien beter te bekijken. Het bleek loos alarm, maar mijn schone voorkomen was zo smetteloos niet meer. Al had ik nog zo geprobeerd de zwiepende staarten te ontwijken. Hoe moest dat bij de hoogheilige liturgie? Mijn gebedsmantel bedekte de bruine strepen en spetters een beetje en geurige wierook zou de stallucht maskeren. Maar ik vreesde dat al mijn voorbereidingen voor niets waren geweest. Hoe kon ik Jezus nog onder ogen komen? Onze Heiland en Verlosser! Die zijn mensenleven begon in een voerbak tussen de dieren.

Download QR-code

Deel dit verhaal: